Vredeszondag
Lezingen:
Namen horen bij ons. Ze maken deel uit van onze identiteit. Het is haast onmogelijk om over jezelf of een ander mens na te denken zonder daarbij ook aan de naam van die persoon te denken.
Onlangs was er, ik geloof op het journaal, een bijdrage over het veranderen van je voornaam. Het gebeurt weleens dat mensen in Nederland hun voornaam willen veranderen. Dat is best een gedoe en ook nog een dure grap, dus zomaar doe je dat niet. Dan is er meestal echt iets aan de hand met je naam of is je naam besmet met hele nare herinneringen. Maar meestal houden we toch de naam die we bij onze geboorte van onze ouders hebben gekregen en dragen de naam ons leven lang mee.
Ook de man uit ons verhaal draagt zijn naam zijn leven lang mee. Zacheus – rechtvaardige. Wat is die Zacheus toch een rare man. Er klopt niets van hem. Hij draagt een naam, een identiteit die totaal niet bij hem past. Rechtvaardig ben je zeker niet, als je mensen afperst, als je je verrijkt aan arme lui, als je op kosten van anderen een lekker leven leidt. Want dat deden de tollenaars in die tijd, haast crimineel kun je hun praktijken noemen. En als je net als Zacheus een hoofdtollenaar bent, nou dan heb je het echt wel bont gemaakt. Een Joodse man die samenzweert met de Romeinen, de bezetters – een vergelijking met een Nederlandse NSB’er tijdens de tweede wereldoorlog is niet overdreven. Maar er klopt nog meer niet aan die Zacheus. Het is een kleine man. Met zijn hoofd steekt hij nooit over de menigte uit. Zijn lichaamsbouw schijnt hij wel te willen compenseren, door zich groter en sterker voor te doen dan die is. Een masker heeft hij opgezet en het gezicht erachter is heel anders dan wat hij dagelijks aan zijn omgeving laat zien.
Maskers dragen wij allemaal. Bij de een zit er meer schmink op dan bij de ander. Maar wij allen doen aan impressie-managment. Zijn ons er heel bewust van hoe we op anderen willen overkomen. Vaak zijn onze maskers niet eens zelf gekozen, maar krijgen we ze opgezet door ons ouderlijk huis of door onze omgeving. “Oh, ben je er een van die en die” – dat hoor je nog weleens in dorpen waar familiebanden sterk zijn. Er wordt van je verwacht dat je zus of zo in elkaar zit, dat je je op een bepaalde manier gedraagt. Soms komt dat door je familie waarin je bent opgegroeid, maar het kan ook komen door je baan. Als je een deftige baan hebt, dan hoort er een bepaald gedrag bij. Wanneer je met je handen werkt, dan benadruk je soms ongemerkt jouw technische handigheid. En soms gebeurt het tegenovergestelde, veelal bij pubers, dat je je precies op een tegenovergestelde manier presenteert dan wat van je verwacht wordt.
Wat blijft dan nog over van jouw identiteit? Van jouw kern? Wie ben ik eigenlijk? En wat is jouw diepste identiteit? Soms weten we het niet meer hoe we zelf in elkaar zitten. Heeft het masker het van ons overgenomen.
Ik denk dat het bij Zacheus ook zo in elkaar zit. Hij is op een of andere manier een geldzuchtig idioot geworden. Een onsympathieke klootzak die niet alleen andere mensen schade toevoegt, maar zelf ook nog niet eens gelukkig wordt van zijn snode praktijken. Hoe moet je je bevrijden van zo’n masker dat je al jaren op hebt? Hoe kun je veranderen, werkelijk veranderen, niet om beter aangepast te zijn, om aardiger over te komen. Maar om jouw roeping in het leven te volgen?
Onze profeet Jesaja droomt een droom. Een feestmaal op de berg. Aan tafel met elkaar, zoals wij straks ook aan tafel zullen zitten met elkaar. Maar het is niet zomaar een maaltijd. Het is een maaltijd die alle mogelijkheden, alle verwachtingen overstijgt. Het is een eschatologisch beeld, iets wat je niet in het werkelijke leven tegenkomt. Wat tijd en ruimte openbreekt. Je kunt er niet in geloven, het is namelijk ongelooflijk. De droom van Jesaja staat te midden van onheilsprofetien en oorlogsverklaringen aan andere volkeren. Tyrus en Sidon, ze zullen ondergaan. Babel zal vallen en de hoogmoed van Moab zal gebroken worden. Jesaja lijkt zelf niet in vrede te geloven en toch droomt hij deze droom: vrede met alle volkeren op aarde. Niemand die buitengesloten is. Geen volk, geen religie, geen mentaliteit, geen karakter dat niet welkom is aan tafel en er ook daadwerkelijk in volle tuigen mee eet en geniet. Moslims, Joden en Christenen, vreedzaam verenigd. Slachtoffers en daders. Arme stakkers en rijke bankiers. Slaven en heren. Gezonden en zieken. Ruziemakers en vredestichters. Vijanden die vrienden zijn geworden. Maskers die zijn afgenomen. De waas die ons zicht belemmert trekt op. En wat tevoorschijn komt zijn mensen. Gewoon mensen aan tafel. Jesaja weet: dit is onmogelijk. En wij weten het ook. Vandaag op vredeszondag zijn we ons juist ervan bewust, dat niet overal vrede is. Dat bommen, gifgas en kogels mensenleven vernietigen. Dat terrorisme dichtbij kan komen, maatschappijen ontwricht. Dat landen diplomatische relaties met elkaar verbreken. Dat ideologieën van haat en egocentrisch nationalisme groeibodem vinden in Europa.
En we hoeven niet eens zo ver te kijken. We weten hoe moeilijk het is om met elkaar in vrede te leven. In onze families en in onze buurten. Zelfs als kerk, als gemeente, hebben we daar moeite mee. Verzoening, weer in vrede bij elkaar komen – soms is het een droom die onwerkelijk is. Onmogelijk. Falen wij jammerlijk om vrede te bewaren.
“Vandaag moet ik in jouw huis verblijven.” Er gebeurt iets, iets wat onmogelijk is. Jezus gebeurt. Het goddelijke gebeurt. Liefde gebeurt. Ze zitten samen aan tafel. Hij die Mensenzoon wordt genoemd. Jezus – mens op z’n mooist. En Zacheus, een onrechtvaardige die zijn naam, zijn identiteit, de mensen om hem heen bedriegt en oplicht. Het verschil kan niet groter, toch zitten ze aan tafel. Een echo van Jesaja, flarden van een vredesmaaltijd op een berg, een droom van een ver verleden verlicht de ontmoeting tussen Jezus en Zacheus. Ze delen brood en wijn. Ze vieren vriendschap en gastvrijheid, want dat doe je als je samen eet.
Jezus kijkt dwars door het masker van Zacheus heen. Kijkt jouw in je ziel. Niet het kleine, egoïstische mannetje ziet hij. Maar hij ziet Zacheus, zijn naam, zijn identiteit, Jezus ziet een rechtvaardige onder al die onrechtvaardigheid. Onder al die onvrede, ziet hij vrede. Onder al die liefdeloosheid, vrijgevigheid. Dat is redding, dat is bevrijding – dat hij/zij die ons tot het onvoorstelbare overstijgt onvoorwaardelijk in ons mensen blijft geloven. Ons lief heeft, tot het uiterste. Ons vasthoudt en ons waar maakt: mensen van overal vandaan, aan een tafel, in vrede. Droom van God, al die mensen bij elkaar. Al die verschillen, overbrugd. All die onvrede, vrede geworden. Liefde, God, alles in allen.