Er zijn twee concepten, twee dingen als je wilt, waar ik het vandaag met u over wil hebben. Tijd en ruimte. Ja, let op, het wordt weer eens ingewikkeld. Want tijd en ruimte zijn heel ingewikkelde concepten, niet alleen sinds Einstein. Ik weet niet of u iets weet over de ruimtetijd bij Einstein? Volgens die site die je nooit in scripties of dissertaties mag citeren -Wikipedia!- bevat de ruimtetijd vier dimensie.
Ruimte bevat natuurlijk drie dimensies. Als je om je heen kijkt kun je de breedte, lengte en hoogte zien. Je kunt lopen, naar links en rechts, naar voren en achteren en uitreiken naar boven. Wij zijn driedimensionale wezens, dat kunnen we ons heel goed voorstellen.
Dat zien we ook in de bloemschikking de komende Adventszondagen terug. De verbeelding van een pelgrimage, een weg met wegwijzers. Vandaag wijst de pijl naar beneden. Het duidt de Godsbeweging aan, van boven naar beneden.
“Had u toch maar de hemel opengescheurd, was u maar afgedaald”, roept Jesaja uit. Scheur toch de wolken, kom bevrijden, dichtte Huub Oosterhuis bij deze tekst. De Hebreeuwse en Griekse Bijbel zeggen het – als het ware – heel primitief, de hemel is boven en God is in de hemel, wij zijn op aarde, hier beneden, dus God moet afdalen. De bijbel weet wel beter, maar je hebt er wel meteen een duidelijk beeld bij.
De drie dimensies van horizontaal en verticaal en de diepte wordt in de ruimtetijd aangevuld met de dimensie van de tijd. Einsteins relativiteitstheorie stelt dat ruimte en tijd niet onafhankelijk zijn van elkaar. Tijd doet de ruimte buigen of massa doet tijd buigen. Of zoiets. Eerlijk gezegd begrijp ik er niets van. Het enige wat ik begrijp is, dat onze gewone voorstelling van ruimte en tijd ingewikkelder is dan we denken.
Voor ons gewone denken zijn ruimte en tijd verschillende dingen. De ruimte is waar wij zijn, waar onze handelingen plaats vinden. De ruimte is de weg die wij gaan, de ontmoetingen met mensen, dat wij hier op een stoel zitten en straks weer thuis zijn. Ruimte heeft met zien en voelen en ruiken te maken. Dat is ruimte.
En tijd is wat voortdurend aan ons gebeurt. Elke seconde die nu alweer voorbij is. Tijd is dat we hier een uurtje zijn, dat het vandaag zondag is, 1e Advent. Dat we straks weer een nieuw jaar tegemoet gaan. Tijd is ook geschiedenis voor ons. Het is te meten in dagen en jaren. Wat eenmaal is gebeurd, gebeurt niet meer. Tijd is misschien meer iets wat je met je denken kunt voorstellen. Niet iets wat je ziet of ruikt. Tijd en ruimte zijn voor ons verschillend en hebben haast niets met elkaar te maken. En toch is tijd alleen maar hier en nu, in deze ruimte. Komen die twee concepten, tijd en ruimte, in het nu bij elkaar.
Ja, het wordt ingewikkeld vandaag. Want we moeten ingewikkelder denken om die Bijbelteksten te kunnen snappen. We hebben vandaag weer een apocalyptische tekst gelezen. Dat hebben we de afgelopen zondagen vaker gedaan, want dat hoort bij deze zondagen van het jaar. Dit keer is het de kleine Apocalyps van Marcus. Niet zo uitgebreid als die van Mattheus of die van Johannes van Patmos, van het laatste Bijbelboek Openbaringen, maar toch ook met apocalyptische taal en beelden. En bij apocalyptische teksten krijg je, of je het wilt of niet, toch altijd het idee dat het om een voorspelling gaat, dat je de tekenen van de tijd moet aflezen.
En ik zeg het vandaag weer, zoals de afgelopen keren: het gaat hier niet om de toekomst. Het gaat zelfs niet om deze ruimte. Het gaat er niet om dat we naar boven moeten kijken, naar de zon, de maan en de sterren, wachten tot ze verduisteren, wachten tot ze vallen en uitkijken naar de wolken waar we de mensenzoon kunnen zien afdalen, van boven naar beneden. De Apocalyps van Marcus kan niet op een geschiedenislijn worden geplaatst of in de ruimte afgelezen. Hemel en aarde die zullen vergaan als iets dat ons te wachten staat. Nee, het gaat om een andere tijd, niet de “chronos”, de chronologische tijd, het jaar huppelepup. Het gaat om “kairos”, het moment, de tijd die daar is, zegt Jezus in Marcus woorden. De kairos die altijd alleen in het hier en nu kan zijn. Kairos is waar ruimte en tijd bij elkaar komen, kairos is intens, samengetrokken, kairos zijn meer-dimensies dan we ons kunnen voorstellen.
Als je nu denkt: Huh? Als je het niet meer kunt volgen, dan heb je het waarschijnlijk goed begrepen. Geloven en God – dat is iets wat niet te begrijpen is. Dus we zijn vanochtend goed bezig. En toch, is het natuurlijk fijn als we proberen te begrijpen wat niet te begrijpen is.
De Joodse filosoof Walter Benjamin probeerde zich tijd en ruimte heel beeldend voor te stellen. Benjamin had kritiek op het vooruitgangsdenken. Op het idee dat het altijd maar beter wordt. Walter Benjamin was in 1892 in Berlijn geboren, maar vluchtte voor het opkomende gevaar van Hitler en de nazi-ideologie. Dat het altijd maar beter wordt, dat zag hij met de politiek van zijn tijd, klopt gewoon niet.
Die kritiek verwoordt hij wanneer hij het heeft over een schilderij van Paul Klee, “Angelus Novus”, de nieuwe engel. Dit schilderij is dankzij Benjamin beroemd geworden. Walter Benjamin schrijft erover:
“Er bestaat een schilderij van Paul Klee, dat Angelus Novus heet. Er staat een engel op afgebeeld die zo te zien op het punt staat zich te verwijderen van iets waar het zijn blik strak op gericht houdt. Zijn ogen en zijn mond zijn opengesperd, hij heeft zijn vleugels gespreid. Zo moet de engel van de geschiedenis eruitzien. Zijn gelaat is naar het verleden gewend. Waar wij een reeks gebeurtenissen waarnemen, ziet hij één enkele catastrofe en daarin wordt zonder enig respijt puinhoop op puinhoop gestapeld, die hem voor de voeten geworpen wordt. De engel zou wel willen blijven, de doden tot leven wekken en de brokstukken weer tot een geheel maken. Maar zijn vleugels vangen de wind die uit het paradijs waait, een storm die zo hard is dat hij ze niet kan sluiten. Deze storm stuwt hem onweerstaanbaar voort, de toekomst in die hij de rug heeft toegekeerd, terwijl de stapel puin vóór hem tot aan de hemel groeit. Deze storm is wat wij vooruitgang noemen.” (Walter Benjamin, 1940)
De engel staat met de rug naar de toekomst en kijkt naar de puinhoop van de geschiedenis. Je hoeft niet eens ver terug te kijken, alles wat nu geschied is net gebeurd. Wat ziet de engel van de geschiedenis. De oorlog en het bloedvergieten in Gaza, de martelingen, de verdrijvingen. Zoveel onrecht.
Ik heb van de week een interview gezien met een Joodse psychiater Gabor Mate, een holocaust overlevende. Vroeger was hij Zionist, maar nadat hij het bezette Palestijnse gebied had bezocht, zo zei hij, huilde hij voor twee weken. Precies dat is wat de engel van de geschiedenis doet. Hij kijkt, ziet die enorme puinhoop van de geschiedenis. Verdreven uit het paradijs, daar waar leeuw en lam bij elkaar liggen, het kind bij het hol van een slang speelt. Mensen de dieren en de dieren elkaar niet opvreten. De storm van de vooruitgang, van de geschiedenis die over lijken gaat, vervangt zich in de vleugels van de engel. En hij of zij wordt meegesleurd, terwijl hij zou willen kijken, zou willen redden, zou willen huilen om zoveel dood en verderf.
Van de geschiedenis, het vooruitgangsdenken moeten we het niet hebben, zegt Benjamin. We moeten niet denken dat de Messias straks in de loop der geschiedenis op de wolken naar beneden komt.
In een andere citaat van Walter Benjamin dat heel beroemd is zegt hij: Elke seconde van de tijd bevat een deur waardoor de Messias zou kunnen binnentreden. Dat is kairos, dat is het moment nu, nu, nu, wanneer de Messias zou kunnen binnentreden. Wanneer God de hemel zou kunnen openscheuren om af te dalen.
Ik geloof dat die voorstelling van kairos, van het messiaanse moment van het nu, een tijd en ruimte waardoor de Messias binnenkomt, ik geloof dat vastklampen daaraan, het enige is, wat ons helpt om niet volledig gek te worden in deze wereld!
Jezus heeft het over het moment dat de Heer des huizes terugkomt. God blijkbaar die weg is, afwezig. God die we met zoveel ongerechtigheden uit onze tijd en onze ruimte wegdrukken. “Onze ongerechtigheden voeren ons mee als de wind, en er is niemand die uw naam aanroept, die opstaat om zich aan u vast te grijpen, want u hebt uw aangezicht voor ons verborgen.” Zegt Jesaja. We drijven God de wereld uit. We roepen, God scheur toch de wolken, kom bevrijden, maar wij zijn het, wij mensen die God in de hemel opsluiten. Die een muur plaatsen tussen de hemel en de aarde. Liever hangen we lichten en sterren aan de hemel en bewonderen die. Dat zijn niet de hemellichamen die we ’s nachts zien, maar het zijn die machten en krachten waarop wij stemmen, namaak Messiasen die nu weer opstaan, die politieke sterren waarvan we nu weer heil verwachten, die wij vereren alsof het God is. Die machten die de kleinen klein houden, de onrechtvaardigheid laten groeien, die het verschil tussen rijk en arm nog groter maakt.
Maar ze zullen vallen, zegt Jezus. De zon zal verduisteren, de maan niet meer lichten en die sterren, die zullen vallen. Dit is niet het einde van de wereld, maar dit is goed nieuws. Want de mensenzoon komt, in dat moment, de Messias opent de tijd en de ruimte voor ware menselijkheid. Voor liefde, voor gerechtigheid, bevrijding.
God is weg, weggezet door ons, aan het kruis geslagen, in de hemel opgesloten. En die godverlatenheid die voelen we, die zien we wanneer we als de engel van de geschiedenis naar de puinhoop in deze wereld kijken. Die godverlatenheid die voelen we in ons eigen leven, wanneer we wanhopen, het verdriet en de pijn ondragelijk is, wanneer we ons ongehoord voelen, wanneer we onrecht ervaren. Wanneer het leven zo anders is dan we dat zouden willen.
Die godverlatenheid is er, Jezus kan de mensen uit zijn tijd niet zomaar troosten. En hij zegt ook niet dat het straks wel allemaal goed komt, dat we maar geduldig moeten wachten tot de mensenzoon uit de hemel komt afdalen. Hij heeft het over een andere tijd. Een andere dimensie. Over de kairos, de messiaanse tijd. En die is niet in de toekomst, of in het verleden, die is nu, of nu, of misschien wel nu.
Wees waakzaam, kijk goed naar het nu, naar de deur waardoor de Messias zou kunnen komen. Het betekent om te blijven staan in de puinhoop van de wereld, van je eigen leven. Het betekent stand te houden, de hoop niet te verliezen omdat nu het moment zou kunnen zijn dat God die hemel openscheurt. Messiaans geloven, het omarmen van de messiaanse tijd, dat is het uithouden in de waanzin van de geschiedenis.
En wanneer je dat doet, dan opent zich, hoe dan ook, een nieuwe dimensie, een ruimtetijd die je niet met Einstein of politiek of vooruitgangsdenken kunt verklaren. Waakzaam zijn, luisteren in dit moment, kijken waar die deur is waardoor zomaar de Messias binnen kan komen, als je dat doet dan zie je openingen, mogelijkheden, wegen die je kunt bewandelen. Een ster, nog verborgen, die vertelt over een kwetsbaar kind, de geboorte van God in onze wereld. Kijken en luisteren naar dit moment, het opent de dimensie van liefde, zachtheid, weten dat we gedragen zijn door God die we barmhartige vader/ouder mogen noemen.
In het moment zijn, in dit leven, deze seconde omarmen als een seconde waarin de Messias, de ware menselijkheid kan opduiken, dat is bevrijding, dat is genade. Want dan merk je, dat God niet ver weg is, dat God zich niet laat opsluiten in de hemel, maar dat God hier en nu in ons midden is. Dat de hemel onder ons is, het licht dat door de scheuren schijnt. Dat God je aanraakt met een dimensie die niet te denken is.
“Verwacht de komst des Heren, o mens, bereid u voor: reeds breekt in deze wereld het licht des hemels door.” Amen.