Palmzondag
Lezingen:
De laatste decennia is veel onderzoek gedaan naar het menselijke brein. Wanneer het over het menselijk brein gaat, dan heb ik vaak het gevoel, dat er een soort karikatuur van de mens geschetst wordt. Ons brein zet ons zogenaamd ertoe aan om onze behoeften te bevredigen en om pijn te vermijden. Ons brein zou vooral bezig zijn om ons eigen overleven en welzijn te bevorderen. Elk gedrag wat wij mensen tonen zou uiteindelijk terug te voeren zijn op egoïstische doeleinden ingegeven door ons brein.
Vaak wordt dan ook de theorie van de evolutie en Darwin aangehaald: wij mensen zouden net als dieren zijn, alleen maar uit op overleven en reproductie. Het belangrijkste is dat we sterk zijn en goed aangepast, want voor je het weet wordt je afgemaakt door een ander. Vreten en gevreten worden, volgens het principe van Darwin is het een beter idee om aan de kant van vreten te staan, om zelf macht en kracht te hebben. Zwakte is geen goede eigenschap voor het overleven in een wrede natuur.
Af en toe krijgen ook andere breinonderzoeken aandacht. Zo wordt er ook veel onderzoek gedaan naar sociaal gedrag van mensen (en dieren) en de oorsprong daarvan in het brein. Mensen zouden volgens die onderzoeken sociale en hulpvaardige wezens zijn. Maar, en dan komt Darwin weer om de hoek kijken, ook helpen is evolutionair bepaald, want we mensen zouden uiteindelijk alleen maar helpen, om op een later moment ook weer hulp van anderen te krijgen.
Darwin was bioloog en geen moraal-filosoof. Zijn onderzoek heeft dan ook niets te maken met levensbeschouwing. Een evolutionair voordeel van meest fitte levende wezens moet dan ook niet verward worden met een goede en moreel-verantwoorde manier van leven.
Toch gebeurt het, dat het onderzoek van Darwin terrein heeft gewonnen op levensbeschouwelijk gebied. Het principe van het recht van de sterkste werd ook als levensbeschouwing ingezet, denkt u maar aan de Nazi-ideologie van de superieure mens.
Ook al gaat het vaak niet zo ver als de Nazi-ideologie, maar een mensbeeld dat vooral draait om de strijd van het overleven en waar liefde en helpen vooral evolutionaire instrumenten zijn om er zelf beter van te worden? Lieve mensen, ik vind het toch een zeer somber en armzalig mensbeeld. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik wil niet zo’n drift-gedreven mens zijn die de hele dag alleen maar ervoor moet strijden om er te mogen zijn.
Zo’n mensbeeld – dat zal u niet verbazen – druist ook in tegen het mensbeeld dat in het christendom nagestreefd wordt. Een mensbeeld zoals Jezus het vervuld heeft.
In onze teksten van vanochtend komen de lijdende knecht uit Jesaja en Jezus niet bepaald als darwinistische voorbeeld-figuren uit de verf. In tegendeel. De lijdende knecht laat zich slaan, laat zich vernederen. Hij keert niet alleen ook de andere wang toe, maar laat van alles met zich gebeuren: vernedering, pijn, spot. Wat een zwakkeling, zou je kunnen denken. En Jezus is niet veel beter, hij gaat dezelfde weg als zijn voorganger Jesaja. In de komende week zullen we zijn lijdensweg volgen, hoe hij geen weerstand biedt tegen het onrecht dat hem wordt aangedaan.
De intocht in Jeruzalem is de aftrap voor zijn vernedering. Hoewel, vernedering ziet er anders uit. Jezus laat zich vieren als koning. Het uitspreiden van de mantels op de weg voor hem is een duidelijk teken van de aankomst van een koning. Hij berispt zijn leerlingen niet, zoals de Farizeeën graag willen. Straks zal hij niet weerspreken, wanneer hij gevraagd wordt of hij de Messias is, de Zoon van God.
Hij pretendeert, dat hij het beeld van God is, mens bij uitstek, belichaming van Gods wil op aarde. Hij is niet nederig in die zin dat hij zelfvertrouwen mist. Hij gaat niet kruipen voor een ander, maar gaat zich ook niet boven de ander verheffen. Op gelijke ooghoogte ben je, als je op het veulen van een ezel rijdt.
Maar juist op die manier koning willen zijn, op die manier God tegenwoordig stellen, dat is niet zoals een koning hoort te zijn. Het is alsof de koning zijn gouden koets voor een ingeroest fiets met een platte band inruilt. Jezus laat ook in de dagen die volgen een onverwacht beeld van God zien. Een God die mee-lijdt, kwetsbaar wordt, weerloos zich aan het kruis laat hangen – wat een provocatie voor mensen die juist het sterke en het weerbare vergoddelijken.
En misschien is het ook een provocatie voor ons. Natuurlijk, we zijn er doorgaans mee opgevoed dat het goed is om de laatste te zijn. Dat het goed is om ook de andere wang toe te keren. Dat het goed is om niet te hoog van de toren te blazen. Liefde – het hoogste goed in het christendom.
Maar in de praktijk? Verkiezen we niet winnen boven verliezen, assertiviteit boven introvert zijn, sterk boven kwetsbaar? En onze liefdadigheid is die wel door en door belangeloos? Helpen we niet vaak uit egoïstische redenen: om ons slecht geweten te sussen, om ons als een goed mens voor te doen. Helpen – dat is natuurlijk niets mis mee. Maar als we eerlijk zijn voelt die macht die we over iemand hebben die op onze hulp is aangewezen ook best lekker.
En hoe vaak gaat het mis met ontwikkelingshulp. Te vaak denken we in het rijke Europa dat we wel weten wat het beste is voor het arme Afrika. Echt luisteren naar een ander zoals de profeet Jesaja ons verteld, dat is niet gemakkelijk. Echt luisteren betekent de aandacht die meestal om onszelf draait overwinnen.
Mens zijn zoals Jezus. Liefde in de praktijk brengen. Niet de eerste willen zijn, belangeloos helpen, lieve mensen, het is makkelijk gezegd, maar oh zo moeilijk gedaan.
Zou dan het Darwinisme met zijn invloeden op het levensbeschouwelijke terrein toch gelijk hebben? Zijn wij mensen ten diepste toch mensen die alleen ons eigen voordeel willen waarmaken en zo veel mogelijk invloed willen krijgen om de strijd van het overleven te winnen?
Jezus kiest ervoor om niet mee te doen aan de strijd van het overleven. Hij kiest ervoor om God zo te laten zien zoals hij hem heeft leren kennen. Als een God die barmhartig is zonder eind. Een God die liefde is zonder maat. Een God die genadig is zonder grenzen. Hij leeft zijn overtuiging dat incasseren de vicieuze cirkel van geweld en wraak kan doorbreken. Dat liefde een langere adem heeft dan haat. Dat compassie met anderen echte menselijkheid in jezelf naar boven brengt.
Maar vraagt hij hiermee niet te veel van ons? Willen wij überhaupt zo’n mens zijn? Nederig, kwetsbaar, incasseren als het moet?
Ik denk dat het mensbeeld zoals Jezus het ons voorhoudt, mens als beeld naar God zijn, niet betekent dat we maar alles met ons moeten laten gebeuren. Hij wil ons geen minderwaardigheidscomplex en ook geen lijdzame passiviteit aanpraten. Mens naar Gods beeld zijn, dat betekent niet dat je minder bent dan anderen, ook niet meer. Maar het betekent dat je net zo bent als alle anderen.
Ik als mens ben net zo belangrijk als de boerinnen in Ghana die met een beetje hulp het zelf kunnen redden. Ik als mens ben net zo te verleiden tot liefdeloosheid als degene die me op de wang slaat. En daarom geef ik hem of haar ook weer een kans om de volgende keer anders te kiezen. Ik als mens sta op gelijke ooghoogte met alle mensen. En precies zo kiest God met ons te zijn. Zo kiest Jezus om te geloven, te leven, beelddrager van God te zijn.
De goede boodschap dat God alle mensen als zijn beelddrager heeft bedoeld, is een boodschap die bevrijding betekent uit onze gekwetste nederigheid of juist bevrijding uit onze ik-zucht. Bevrijding uit de strijd om het overleven, om het winnen.
In de ogen van de wereld verliest Jezus de strijd om het overleven. Hij verliest het overleven, maar hij wint het leven. Hij wint het ideaal dat mensen toch als gelijke mensen met elkaar kunnen leven. Hij wint de droom dat elkaar vergeven altijd mogelijk blijft. Hij klampt zich vast aan het mensbeeld dat anderen niet in de steek laat. Hij maakt het geloof geloofwaardig, dat God nooit laat vallen. Hij houdt het vertrouwen voor ons mensen open, dat we God niet kunnen verliezen, dat God ons niet zal verliezen.
Zo heft hij het hoofd, zo wordt hij mens door en door. Gezegend met vrede, gerechtigheid, liefde. Zo geeft hij moed aan ons om mens te worden, telkens weer.
Amen.