Huidhonger - Overdenking in Corona-tijd op Witte Donderdag
Lezingen:
Het doet wat met je, als je alleen thuis zit op dit moment. Omdat je niet naar buiten mag of wilt, omdat je gevaar loopt om ziek te worden. Natuurlijk kun je bellen met elkaar, kaartjes schrijven, misschien zelfs skypen of facetimen. Maar dat is toch niet hetzelfde. Je mist de aanraking, de nabijheid, de geur, de aanwezigheid van iemand.
Het doet wat met je, als je in quarantaine geplaatst wordt. Als je ziek bent, je ellendig voelt en ook nog weet dat je anderen kunt infecteren. Maar je eigenlijk juist nu zo graag een andere hand in jouw hand zou willen voelen. Een streel over je wang. Even de huid van een ander op jouw huid voelen. Niets kan dat vervangen.
Het doet wat met je, als je aangeraakt wordt en dan met name als het een verrassend-tedere aanraking is. Misschien heb je dat weleens meegemaakt dat iemand jou een hand op de schouder legde, toen je precies dat gebaar nodig had. Of de eerste keer dat je geliefde jouw hand vastpakte. Of de eerste zoen. Misschien is dat al heel lang geleden, maar kun je het nog herinneren als vandaag. Of een kus op het juiste moment. Een aanraking in onderlinge vriendschap en liefde, dat doet veel meer met je, dan een goed bedoeld woord.
En juist wanneer een aanraking niet in vriendschap en liefde gebeurt, en het grensoverschrijdend is, is dat schrijnend kwetsend.
Ik denk dat ons eerste en belangrijkste en misschien daardoor ook meest kwetsbare zintuig onze huid is. Het eerste contact met je nieuwgeboren kind maak je via de huid, via strelen en kussen. Niet door woorden, maar met je lichaam, begin je ouder van een kind te worden.
En niet alleen aan het begin van het leven, ook aan het einde communiceren we met onze huid, pakken we instinctief de hand van een stervende vast.
Als je elkaar niet kunt aanraken dan doet dat met heel je lichaam pijn. Zoals nu veel grootouders hun kinderen en kleinkinderen niet mogen kussen en omhelzen, of vrienden niet in elkaars dichte nabijheid mogen zijn. Je mist iets. Woorden kunnen dat niet vervangen.
Jezus raakt zijn vrienden aan. Op een verrassende en intieme wijze. Hij gaat rond en wast de voeten van zijn vrienden. En ze zijn er sprakeloos van. Ontroerd misschien wel. Aangeraakt tot in hun ziel. In stilte wast Jezus de voeten, totdat Petrus het woord neemt.
Nu moet u zich niet voorstellen, dat zo’n voetwassing precies zo zou gaan zoals dat nu bij ons zou gaan. Ik denk dat het in onze tijd een nog kwetsbaarder gebaar zou zijn, want ik weet niet hoe het voor u is, maar ik wil echt niet dat iemand aan mijn voeten zit. Er zit eelt op, misschien zijn de nagels niet goed geknipt, stinken de voeten van het zweet of zijn ze vies. Mijn voeten was ik werkelijk liever zelf.
Maar toen, in de tijd van Jezus, was het op zich wel gebruikelijk dat iemand anders je voeten waste, meestal voordat je aan tafel ging. En dat was ook wel aan te bevelen, want je zat toen niet aan tafel, maar je lag aan, met je voeten dus omhoog. Alleen was dat voetenwassen het werk voor een slaaf of voor een vrouw – zoveel verschil zat er toen niet tussen slaven en vrouwen. Het was dus zeker geen taak voor iemand als Jezus. Voor een rabbi, voor een leraar. Iemand die sociaal gezien in hoog aanzien stond.
Petrus verwoordt de verwarring van Jezus’ vrienden. Wat gebeurt hier? Iemand die hoog geplaatst is doet slavenwerk? De meester, hij in wie de Messias wordt vermoed, ja, achteraf gezien, hij die sprekend op God lijkt, God zelf vernedert zich als een slaaf. Hij voor wie wij zouden willen, zouden moeten buigen, buigt voor ons.
Jezus gaat tot het uiterste. Morgen zullen we horen hoe ver hij gaat, dat zijn liefde werkelijk geen grenzen kent. En hij maakt het duidelijk met een gebaar dat de sociale orde op z’n kop zet. Een gebaar dat je lichaam en ziel, heel je zijn kan raken. Een gebaar als dat van een moeder of vader, het kind koesterend, aannemend zoals het is, zonder mits en maars.
God heeft lief tot het uiterste en vraagt niet meer dan lief te hebben. God lief hebben, dat ook, maar vooral ook hen die God lief heeft. Onze zusters en broeders, alle mensen, zonder mits en maars. De schepping die God koestert als een kind.
Je kunt je afvragen hoe we dat op dit moment moeten doen. Zonder aanraking, met zoveel afstand tot elkaar. Maar het antwoord daarop weten we allemaal wel. Want we doen het met elkaar. Klaar staan voor de buurman, buurvrouw. Telefoontjes, kaartjes, elkaar helpen waar we kunnen om deze moeilijke tijd te overbruggen. En ja, ik denk dat “elkaar de voeten wassen” op dit moment geen hand vastpakken of streling betekent, maar liefde, vriendschap en vooral ook geduld en begrip op afstand tonen. Juist niet aanraken, dat is – hoe moeilijk ook – een gebaar op dit moment waarmee we elkaar dienstbaar zijn.
Maar ik denk dat het gebaar van Jezus toch nog een stap verder gaat dan hoe wij op dit moment met elkaar op deze corona-crisis reageren. Het gaat ook om sociale grenzen doorbreken. Om hen de voeten te wassen, figuurlijk gezien, “die niet in deze kille wereld passen” – zoals het lied bezingt (Lied 998). Zij die geen liefde terug kunnen geven. Zij die geen thuis hebben om je voor het virus te verschuilen. Zij die zichzelf niet eens kunnen wassen, in vluchtelingenkampen, in slumps.
Voorbij de grenzen, voorbij je eigen fatsoen, voorbij wat je redelijkerwijs van elkaar kunt verwachten. Voor velen is die stap zetten misschien wel te veel, vraagt het te veel. Ik voor mijn deel, schiet erin te kort. Telkens weer. Morgen, op Goede Vrijdag, horen we hoe zeer wij mensen tekort schieten in onze liefde.
Maar hij, die bron van liefde is, hij in wiens ogen goddelijke vrede oplicht, hij die laat zien wie God is, wat God voor ons doet, hij gaat door om ons en allen die niet in deze kille wereld passen de voeten te wassen. Hij raakt aan, harten, zielen, ook in tijden wanneer je door niemand wordt aangeraakt. Hij heeft lief, heeft zijn oog op een ieder van ons. En laat niet alleen, gaat met ons, de wereld, tot het uiterste.