Tegen beterweters in
Lezingen:
Tegen beterweters in (Karel Eykman, Met open ogen. 100 bijbelse gedichten)
Je rijdt de straat uit
tegen het ochtendlicht in.
Je recht je rug
om de rugzak aan je schouders.
Je kijkt niet om
je richt je blik recht vooruit.
Zo fiets je naar school.
Als ik je zo zie
ben ik op jou zo trots.
Ik zou je mee willen geven:
Blijf nieuwsgierig en blijf overeind.
Ga met open ogen de wereld tegemoet.
Blijf niet hangen bij de slappe hap van vlotte babbels.
Maar ga de weg van moedige eerlijkheid.
Dan ben je op de goede weg.
Ga zonder vrees tegen beterweters in.
Wat je ook doet, doe er goed aan.
Waar het ook met je heengaat, je komt er wel.
Zo fier als je nu bent, moet je blijven.
Zo zal ik je altijd onthouden.
Je moet je houden aan het lef, dat je nu hebt.
Zie ik je zo wegfietsen
dan heb je mijn zegen.
Daar moet je het mee doen.
Maar kijk je wel goed uit bij dat kruispunt?
“Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters”. De vertaling van psalm 1 in de Statenvertaling zal de een of ander nog bekend in de oren klinken. Maar voor wie niet met deze taal is opgegroeid, zullen de woorden misschien wel uit een andere wereld komen. “Welgelukzalig”, “goddelozen”, “zondaren” en het “gestoelte der spotters” hoort nu niet direct bij ons alledaags taalgebruik.
Jammer eigenlijk. Want de Statenvertaling komt toch wel dicht in de buurt van wat er oorspronkelijk staat in Psalm 1. Dat bevalt ons misschien niet. Ik bijvoorbeeld val er al over dat de Statenvertaling het heeft over de “welgelukzalige man”, terwijl de nieuwe vertaling netjes inclusief met “mens” vertaalt. Maar misschien is het nu juist de bedoeling dat we een beetje vallen over die oude taal en die oude woorden waar inderdaad “isch” staat en “isch” heeft toch in eerste instantie de connotatie van “man”, vergelijkbaar met het Engelse “man” en “mankind”. De bijbel is geschreven voor de noodzakelijke emancipatiegolf, het is niet onze cultuur en mentaliteit die ons daar tegemoetkomt. Misschien ook juist goed, dat we een beetje vallen over wat ons de bijbel te zeggen heeft. Dat het haast uit een andere wereld komt.
“aschre” – het Hebreeuwse woord dat ouderwets met welgelukzalig of modern met gelukkig vertaald wordt komt maar liefst 25 keer voor in het boek van de psalmen. In vrij wel de meeste gevallen heeft het woord te maken met eerbied hebben voor God, met het volgen van de Thora of met verbonden zijn op welke manier dan ook met God. Het woord heeft iets dynamisch, zo zegt het dichter en theoloog Willem Barnard. In “aschre” zit meer iets van “gaan” dan van “zijn”. Het is een woord dat je in beweging zet, dat je op doet staan. Slechts in 1 geval wordt het woord “aschre” gebruikt voor een geluk dat men heeft en dat we ook vandaag als geluk zien, namelijk Psalm 127 die spreekt over het geluk van kinderzegen. En 1 keer gaat “geluk”, “aschre” over wraak nemen op de vijanden van Israël. Nou, ik zei het al, de bijbel is soms wel heel vreemd.
Maar psalm 1 heeft het duidelijk over de verbondenheid met God en zijn Thora. Wat psalm 1 bedoelt is dus niet “geluk” of “gelukkig zijn”, zoals wij gelukkig kunnen worden van een goed gesprek, een lekker glas wijn, van een heerlijke vakantie, een goed boek of een spannende film. Het gaat niet om geluk, voorspoed in het leven wat zou inhouden dat rampen jou nooit overkomen. Het gaat ook niet over geluk als in-balans-zijn, zoals tijdschrift als happinez ons wel kunnen vertellen. Het is niet datgene in het leven waar we gelukkig van worden en wat we koesteren en beveiligen om vast te houden, zoals onze rijkdom, onze gezondheid of de waan van het er jeugdig uitzien. Het is niet de hymne van Pharrell Williams “because I’m happy” wat psalm 1 ons voorhoudt. Het gaat over een ander soort geluk, een geluk waar je juist heel erg ongelukkig van kunt worden. Een geluk dat haast niet van deze wereld is.
In zijn herdichting van psalm 1 komt Karel Eykman volgens mij in de buurt van wat de Hebreeuwse psalm ons wil vertellen. “Ik zou je mee willen geven: Blijf nieuwsgierig en blijf overeind. Ga met open ogen de wereld tegemoet. Blijf niet hangen bij de slappe hap van vlotte babbels. Maar ga de weg van moedige eerlijkheid. Dan ben je op de goede weg. Ga zonder vrees tegen beterweters in.”
Als ik de woorden van Karel Eykman hoor, dan moet ik aan onze overstappers van begin juli denken. De jongeren die straks na de vakantie het dorp uitgaan om naar een nieuwe, middelbare school te gaan. Misschien heeft u zelf kinderen en herkent u wat het gedicht zegt: de trotse en liefdevolle, maar tegelijkertijd ook wat bange blik van ouders als hun kinderen nieuwe wegen in het leven gaan om volwassen te worden. Maar niet alleen ouders kijken zo naar hun kinderen. Ook partners kunnen zo naar elkaar kijken, of docenten naar hun leerlingen, soms ook kinderen naar hun ouders. En wie spreekt hier eigenlijk in het gedicht van Karel Eykman? Is het niet God die zo naar de mensenkinderen kijkt, naar ons allemaal.
De jij in het gedicht, wie dat ook is, gaat op weg. Zal het een weg zijn waarop zij of hij gelukkig wordt? Dat hopen we natuurlijk allemaal, dat we gelukkig zullen zijn in ons leven. Dat onze kinderen geluk mogen vinden. Dat ons geen rampspoed overkomt. Maar van die moedige eerlijkheid waar Eykman het over heeft, lieve mensen, u weet net zo goed als ik, dat we daarvan niet altijd gelukkig worden. “Nee” zeggen tegen de groepsdruk in, daar word je niet direct gelukkig van. Niet meedoen aan het praten en roddelen over anderen. Je rug recht houden en zeggen waarop het staat. Opkomen voor je eigen mening en niet meegaan in de mening van anderen. Van al dat word je niet per se gelukkig, en toch is dat precies wat de psalm als geluk, als welgelukzaligheid ziet.
De auteur van de eerste brief van Johannes weet ook wel dat het niet alleen maar om je eigen geluk gaat in het leven. Hij leefde in een tijd dat christenvervolging een feit werd. Dat er druk kwam op de Messias-belijdende joden om mee te doen met de staatscultus van Rome om de dominante goden te aanbidden. Goden die lokken met een vlotte babbel, zo overtuigend dat het nu eenmaal zo zit in het leven. De auteur die we Johannes zouden willen noemen wist ook dat het veel makkelijker is om weg te kijken wanneer iemand anders in nood is. Dat je als mens vaak al genoeg aan jezelf hebt. En juist daarom hamert hij erop dat men standvastig moet blijven. “In God blijven”, noemt hij het. Het hart, dat toen niet zo zeer als centrum voor gevoel en emotie werd gedacht, maar als oriëntatieorgaan in het leven, het hart dat had met levenskeuzes te maken, dat hart moet gericht blijven op God, zo zegt de briefauteur. Op God gericht die groter is dan ons hart, die groter is dan al onze plannen, al onze moedige eerlijkheid, al onze pogingen om staande te blijven in een leven waarin het niet meevalt om staande te blijven.
Want hoe zeer we ook ons best doen om niet mee te gaan in de raad der goddelozen, niet te staan op de weg der zondaren of aan te zitten in het gestoelte der spotters – het valt niet mee. En het klinkt wel zeer christelijk en bijbels, al die termen, maar hier is iets heel simpels mee bedoeld. Het gaat erom dat we niet een leven moeten leven zonder liefde. Dat we ons niet afwenden van barmhartigheid. Dat we niet vergeten wat gerechtigheid is. Dat we niet mensen moeten veroordelen, ook al komen ze uit een andere cultuur of hebben ze een andere huidskleur. Niet meegaan met vlotte babbels, voor Nederlandse ministers blijkt het toch best moeilijk te zijn om niet mee te gaan met de tijdsgeest van xenofobie en de huidige Amerikaanse president kunnen we toch ook niet betrappen op moedige eerlijkheid.
Soms is leven met liefde, echt wel niet zo gelukkig als het klinkt. Want het betekent dat we niet weg kunnen kijken wanneer een ander schepsel lijdt. Dat we ons verantwoordelijk moeten voelen, niet alleen voor onze eigen kleine kring, maar ook voor de mensen en schepselen waar niemand op zit te wachten. Het betekent dat we mensen een tweede en een derde, ja soms zeven maal zeven kansen moeten geven om weer mens te worden. Het betekent dat we staan als een boom, geworteld in die goddelijke liefde die onze grenzen ver te boven gaat.
En we kennen er allemaal een die stond als een boom in die goddelijke liefde en geveld werd in de bloei van zijn leven, opgehangen aan een boom, gekruisigd in zijn eigen rechtvaardigheid. Gelukkig word je niet per se als je die man uit Nazareth volgt, als je met heel je zijn vertrouwd in Jezus Messias, in God. God die groter is dan ons hart…gelukkig groter is dan ons hart. Want we hebben bange harten, kleine harten, egoïstische harten, harten die gelukkig willen worden, ja helaas, soms op kosten van anderen.
Maar misschien ben ik nu wel te pessimistisch over ons mensen. Misschien valt het wel mee, zo hoor ik ook die vreemde woorden die tot ons spreken. Woorden haast uit een andere wereld. “De Heer beschermt de weg van de rechtvaardigen” zo horen we dan. Of in de aloude Statenvertaling: “De Heer kent de weg der rechtvaardigen”. God is vertrouwd met de weg van vrede, koestert die weg, bemint die weg, is daar waar de liefde hoog wordt gehouden. Is het zelf die ons hoog houdt. Wanneer wij een poging wagen, zo hoor ik het haast, wanneer wij proberen te gaan, met vallen en opstaan, op de weg van de rechtvaardigen, een weg van liefde, van solidariteit, dan gaat ook God met ons. “Ga met God en Hij zal met je zijn’” wat er ook gebeurt. God is er al, bereid die weg voor wie het erop waagt. Want bomen planten zichzelf niet, ze ontkiemen en groeien, bloeien door de stroom van levend water.
Een andere herdichting van psalm 1 raakt mij telkens weer, want zo mooi, zo bescheiden zegt het Huub Oosterhuis (150 psalmen vrij):
Goed is,
dat je niet doet wat slecht is
niet achter oplichters aanloopt, niet met Ploert en Schender heult
niet je schouders ophaalt, ‘ploert en schender, ach zo is de wereld’.
Goed is
dat je goede woorden overweegt en wil:
Heb je naaste lief die is als jij, de vluchteling, de arme, doe hen recht.
Prent ze in het hart van je verstand, die woorden
zeg ze voor je uit, gezegend ben je
een boom aan stromen levend water, vruchten zul je dragen
blad dat niet vergeelt, het zal je goed gaan.
Oplichter
ongezegend zal je zijn.
Een storm steekt op je waait de leegte in.
Zo zegen ontvangen, zo tot zegen zijn voor anderen, zo moeilijk is het niet: goed is dat je niet doet wat slecht is. Meer is het niet. Meer wordt niet van ons verwacht om welgelukzalig te kunnen zijn. Gelukkig te worden, steeds weer, gelukkig omdat onze zusters-en-broeders, alle kinderen Gods, het ook zijn. Gelukkig met hart en ziel, met lijf en leden, vanuit de hemel en tot de hemel toe.